Schaal op een dikke voetring, met een geschulpte rand, versierd in onderglazuur blauw. Aan de bovenzijde een centrale voorstelling van een vliegende kraanvogel en bamboe. Op de wand een rand met bloem- en bladranken. Daarboven radiale boogvormige lijnen die corresponderen met de geschulpte lip. Deze bogen zijn ook op de buitenzijde aangebracht. Op de bovenzijde van de wand is een dikke druppel ijzer te zien. Op het middenvlak zijn wederom resten van ijzer aanwezig.
Als gevolg van de bezetting van Korea door Toyotomi Hideyoshi (vanaf 1590 Korea binnengevallen) vestigen eind zestiende eeuw Koreaanse pottenbakkers zich gedwongen in Japan op het eiland Kyushu. Porselein was al bekend in Japan, het werd in grote hoeveelheden uit China en in mindere mate uit Korea geïmporteerd. In de omgeving van Arita, in de provincie Hizen, vindt men begin zeventiende eeuw de juiste ingrediënten om porselein mee te maken. Een van deze pottenbakkers uit Korea was Ri Sampei, hij wordt gezien als de ‘vader’ van het Japanse porselein en volgens de overlevering is het hem in 1616 voor het eerste gelukt om porselein te maken. Daarvoor waren er al wel experimenten, maar nog niet succesvol. Vanaf de vroege zeventiende eeuw gaat het snel met de ontwikkeling van het porselein, al is de ‘body’ eerst nog niet zo wit. Dit vroegste porselein dat vanaf circa 1620 op de markt kwam wordt aangeduid als Shoki Imari. Dit relatief vroege bord met de blauwgrijze glans is hier een prachtig voorbeeld van. De decoratie doet denken aan kalligrafie en is geheel anders van stijl van het Chinees porselein uit deze periode. Porselein uit deze periode werd vaak gedecoreerd met eenvoudige ogende scenes van planten en landschappen.