Scheepsmodel van de postboot Schiermonnikoog. Zinkplaat, geklonken op koperen spanten. Schaal 1:20. Het schip heeft twee stalen masten. Aan de voormast worden een fok en een grootzeil gevoerd, aan de achtermast alleen een driehoekig grootzeil. Boven in de voormast hangen een lantaarn (rondschijnend wit licht) en een naamwimpel: blauw met witte letters SCHIERMONNIKOOG. In de top van de achtermast een blauwe wimpel met daarop in witte letters: POST. Het schip heeft een scherpe, vertikale voorsteven, een rond en geveegd achterschip en een vlakke bodem. In de voorsteven twee kluisgaten waaruit ankers hangen. Daarboven is de naam van het schip geschilderd: Schiermonnikoog. Van de verhoogde voorsteven tot het verlaagde achterdek een metalen reling. De dekken zijn van hout. Op het voordek (voor de voormast) de ankerlier, het metalen luikhoofd van het vooronder, twee dubbele bolders en twee schijnlichten. Achter de voormast de takellier, een bovenlicht waarop een bank is gemaakt, de houten toegang tot de kajuit (met scharnierende deuren en schijvend bovenluik), twee luchthappers en een dwarsscheeps geplaatst bovenlicht. Op de reling de boordlichten (rood en groen) die draaibaar (naar buiten of naar binnen) op de relingen zijn gezet. Achter de giek van de voormast de houten stuurhut. In de voor- en zachterzijde van de stuurhut drie ramen. In de zijwanden aan weerszijden een raam en een schuifdeur. In de stuurhut een abnk en een vertikaal stuurrad. Aan bakboord bij de stuurhut een metalen koekoek (kwartrond van vorm) met scharnierende deuren en schuivend bovenluik. Achter de stuurhut een metalen luikhoofd. Achter de achtermast een schijnlicht met daar boven op een bank en de achterste passagiersingang (hout met scharnierende deuren en schuivend bovenluik). aanweerszijden daarvan trappen naar het lager gelegen achterdek. Op het achterdek een metalen luik. In de boeisels van het achterdek zijn scharnierende delen gemaakt. Bij het ronde achterschip is het dek weer iets hoger. Daar steekt de roerspil uit het dek. Op het achterschip een vlaggenmast met rood-wit-blauwe vlag. Op de buitenkant van het achterboeisel de naam van de thuishaven: Oostmahorn. Aan de achterkant van het schip zijn het roerblad en twee scheepsschroeven te zien. In het boeisel zijn 22 patrijspoorten (11 aan elke kant) gemaakt. Midscheeps zijn twee zwaarden opgehangen. Het zijn langwerpige zeezwaarden met verdikte kop en aan de onderkant metalen verstevigingen. De zwaarden zijn opgehangen aan vaste bouten en worden bediend met zwaardvallen (ketting en touw, belegd op klampen op het dek. De berghouten (stootrand) lopen van voor tot achter, en lopen ook over de zwaarden (als een beschermende rand). De romp is zwart met witte biezen en wit berghout. De dekken, de stuurhut en de twee passagiersingangen zijn blank gelakt. Het dak van de stuurhut is wit. De schijnlichten zijn ook gelakt met witte tralies. De drie metalen luiken van de ruimen zijn grijs met zwarte scharnieren. De relingen en de masten zijn wit. De koekoek naast de stuurhut is bruin.
Het model is gebouwd door Andries Bosma uit Scharnegoutum. Hij is geboren te Sneek op 31 juli 1933. Na zijn opleiding op de Sneker ambachtsschool volgde hij nog een aantal cursussen: lassen (twee jaar op de avondschool) en scheepsbouw/scheepstekenen (twee jaar Bemetel). Bosma begon met werken in 1950 bij machinefabriek Hubert te Sneek als constructiebankwerker. Van 1951-1968 werkte hij bij scheepswerf Boomsma te Sneek. Vervolgens werkte hij vijf jaar bij scheepswerf Van der Werff & Visser te Gorredijk en keerde in 1973 terug bij scheepswerf Boomsma te Sneek. Daar bleef hij tot 1980. Vanaf 1988 hield Bosma zich bezig met de bouw van scheepsmodellen. Andries Bosma overleed op 29 april 2010.
Tot in de 20ste eeuw werd de veerdienst tussen Friesland en Schiermonnikoog onderhouden door zeilende beurtschepen. In 1850 was dat bij voorbeeld het jacht Aafke van de gebroeders Dubblinga en in 1870 was het de tjalk Auktje van Ambrosius Dubblinga en Anne Visser. Zij onderhielden tot 1905 de veerdienst op Schiermonnikoog. Rijkswaterstaat besteedde de veerdienst in 1905 openbaar aan. De Amsterdamsche Motordienst verwierf de veerdienst en zette het motorschip Libelle in. Het bleek al snel dat dit schip niet voldeed. De veerdienst werd overgenomen door F. de Jong van Ameland (die ook de veerdienst van Ameland onderhield). Hij liet bij scheepswerf Croles te IJlst een dubbelschroefs motorschip bouwen. Het kreeg de naam Schiermonnikoog. In 1914 werd het schip vervangen door een schip met dezelfde naam. Naar dit schip is het model gebouwd.
Van het schip is niet bekend waar het gebouwd werd, maar het bestek en de tekeningen (in 1913 gemaakt door Rijkswaterstaat) zijn wel bewaard gebleven. Het schip was 22 meter langer, had een grootste breedte van 4.25 meter en de holte was 0,70 meter (ongeladen). Het schip was uitgerust met twee Kormhout motoren van elk 20 PK. Het schip had hulpzeilvermogen en was daartoe uitgerust met twee stalen masten voor vier zeilen (op het model is de breefok weggelaten). Een opvallende bijzonderheid was dat het berghout ter plaatse van de zwaarden als een beschermende rand om de zwaarden was aangebracht.
Nadat het schip uit de vaart werd gehaald, voer het als meetvaartuig voor Rijkswaterstaat onder de naam Andries Vierlingh. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw was het schip in gebruik als pleziervaartschip. In 2001 lag het schip in Leeuwarden, tegenover theater De Harmonie.
In de veerboot bevonden zich een voor- en een achterkajuit voor passagiers, een laadruim voor, midden (tevens postkamer) en achter. De passagiers konden de kajuiten bereiken via houten trappen met ""verschuifbare zoldering en draaibare deuren"" (aldus het bestek). De schijnlichten boven de machinekamer hadden zo'n omvang dat er machine-onderdelen door naar beneden gelaten konden worden. Vanuit het houten stuurhuis midden op het schip kon door middel van een vertikaal stuurwiel een stelsel van kettingen en stangen het roer worden bediend.
Het model is gebouwd naar tekeningen en bestek, afkomstig van de werf De Piip van de gebroeders Roorda te Drachten. Het schip is daar echter niet gebouwd. Het komt in de werfboeken niet voor. Tekeningen en werfarchief behoren tot de collectie van het Fries Scheepvaart Museum. Bosma maakte op basis van de genoemde tekeningen een eigen lijnenplan voor het model.