Naar overzicht
Bewaren
Delen
Dit object delen

Scheepsmodel van de tjotter (fjouwer-acht) Albert en Nelly.

M. van Essen

Scheepsmodel van de tjotter (fjouwer-acht) Albert en Nelly. Op spanten gebouwd. Schaal niet bekend. De zeilen zijn van witte katoen: een stagfok en een gaffelgrootzeil. Op de top van de mast een rode vleugel aan een houten scheerhout. Het voorschip en het achterschip zijn rond met terugvallende boeisels. De bodem is gepiekt. Op de voorsteven is de botteloef bevestigd. Een deel van het voordek is als luik weg te nemen. De mast is strijkbaar in de mastkoker. Wanneer dat gebeurt moet het luik (uitwip) in het voordek worden weggenomen om de onderkant van de mast door te laten. De zwaarden zijn met bouten en moeren opgehangen aan het gedubbelde boeisel. Op het boeisel aan bakboord zijn twee scepters gemaakt: voor een gesloten scepter en achter een vorkvormige. In de scepter liggen een vaarboom en een pikhaak. De bodem van het achterschip is bedekt met buikdenningen. Die lopen naar voren door (onder het voordek). Langs de bovenkant van het achterhuis de hennebalk. De voorkant van de hennebalk is versierd met snijwerk: bladertakken, rozetten en waaiervormen. De kop van het roer is bedekt met koperplaat en de wangen ervan zijn met snijwerk versierd: een papegaai en een krulmotief. Accessoires: vaarboom, pikhaak, stander.
De tjotter Albert en Nelly werd in 1891 gebouwd door Eeltje Holtrop van der Zee. In het werfboek staat: 'De heer Wassenaar, een nieuwe boot. Prijs f. 600,-'. Opdrachtgever was H.A. Wassenaar uit Hilversum. Het schip werd genoemd naar de beide kinderen van de heer Wassenaar. Reeds in 1892 kwam het schip in handen van Thomas Zandstra uit Sneek. Volgende eigenaars: J. Zwart te Sneek (1900-1907), A. ten Cate te Sneek (1907-1913), F.H. Pijttersen te Sneek (1913-1936) onder de naam Marnocht, J.H. Halbertsma te Sneek (1936-1938). Daarna is de tjotter in handen geweest van J. Kuipers te Sneek, R. Dragt te Aalsmeer, F. Schoch te Bloemendaal. Het schip is zelfs in Canada geweest onder de naam Fryslân. In 1962 kocht J. Vermeer uit Arnhem de tjotter en gaf het schip de oorspronkelijke naam terug: Albert en Nelly. Hij liet het schip restaureren, beschreef het nauwkeurig. Voorts zijn er opmetingstekeningen van gemaakt.
De tjotter was 4.80 meter lang. Zo'n tjotter werd een 'fjouwer-acht' genoemd. De breedte van het schip werd in de loop van de tijde enige malen gewijzigd van 2.10 meter (in 1856) naar 2.30 meter (in 1859) en 2.40 (in 1874). De lengte-breedte-verhouding was toen dus 1:2.
Tjotter is niet een benaming die al lang gangbaar is in Friesland. De Friese scheepsbouwers spraken niet van een tjotter maar van een 'boat'. Ze werden gebruikt als werkboten: visserij, vervoer van personen (overzet), kleinvee en kleine vrachten (kruideniers, bakkers, etc.). Deze boten waren nauwelijk gebonden aan maten. Men bouwde kleine boten, boten en grote boten. Pas in de loop van de twintigste eeuw raakte een nadere aanduiding in zwang: de kleinste boten behielden de naam 'boat', tjotters werden die schepen genoemd met een lengte tot circa 4.80 meter en de grotere boten, die ook anders gebouwd waren, werden Friese jachten genoemd. De meest voorkomende maat tjotter is 4.80 meter lang en 2.40 meter breed. (ook de tjotter Albert en Nelly voldoet aan deze maten). De tjotter toont gelijkenis met het Fries jacht en de boeier, maar is daar van te onderscheiden door de geringere afmetingen, de sterke zeeg, het ontbreken van een berghout, het brede roer met het over de klink gelegde houten helmhout. De tjotter is open en heeft soms een dek voor de mast. De tjotter voert een bezaantuig, de fok staat op een botteloef.

Identificatie
Titel
Scheepsmodel van de tjotter (fjouwer-acht) Albert en Nelly.
Objectnummer
FSM-1993-252
Trefwoorden
Scheepsmodellen, Tjotters
Materialen
eikenhout, hout, koper, katoen, textiel
Hoogte
135.0 cm
Vervaardiging
Vervaardiger
M. van Essen
Datering
1993
Meer informatieMinder informatie