Set van zeven ronde tafelkomforen, in drie formaten, met geschulpte rand, versierd met vier palmetten, eindigend in een culot en vier waaiervormige elementen met gegraveerd traliewerk, omgeven door drie culots. De gewelfde zijkant is ajour gezaagd en voorzien van traliewerk en gestileerde planten. Aan weerszijden bevindt zich een scharnierend oor in de vorm van een afgevlakte peer. De onderrand heeft tussen de vier pootjes een waaiervormig traliewerk, omgeven door S-voluten. De pootjes zijn van rolwerk, aan de buitenkant versierd met een acanthusblad. Binnenin bevindt zich een los koperen bakje.
Van de zeven komforen, zijn er zes gemaakt door Johannes Lases Spannenburg. Hij heeft echter een groter voorbeeld gebruikt, dat in 1735 (jaarletter A) vervaardigd was door de Amsterdamse zilversmid Reynier Brandt (zilversmid 1734-1788). Dit exemplaar, met een diameter van 30,8 cm en een hoogte van 10,5 cm, is nauwkeurig door Spannenburg nagevolgd, waarbij zijn vakmanschap toch iets achterblijft bij dat van zijn Amsterdamse collega. De Harlinger exemplaren komen voor in het keurloon boekje.
Inscripties: Aan de onderzijde van de rand van elk exemplaar is het wapen van de familie Tuinhout gegraveerd. Gedeeld I a. Friese adelaar, b. molenijzer, II a. passer, b. drie klaverbladen, 2 en 1. Meesterteken: Reynier Brandt, grootste komfoor. Johannes Laases Spannenburg de overige zes komforen. Stadskeur: Amsterdam de grootste, Harlingen de overige. Provinciekeur: Holland de grootste, Friesland de overigen. Jaarletter: A=1735 grootste komfoor. D=1781 beide middenformaten. F=1783 vier kleine komforen.