Een loete is een gereedschap bij het veengraven en bij het ophalen van het veen (baggel)(Frl: klyn) uit het water (baggelen).
De houten steel met een minimale lengte van 2 m. tot wel 4 m. en de platte schep vormen een geheel. De onderste rand van het blad is voorzien van een ijzeren beslag. Het blad van de schep is net hol genoeg om het natte veen(Frl: klyn) zich vast te laten zuigen, als het met de juiste snelheid uit het water wordt geschept. De spitter duwt de loete in het veen en buigt het blad iets naar voren. Ondertussen stroomt het water tussen het blad en het veen, dat zich vastzuigt aan het blad.
Met de loete kunnen spitten van zo'n 30 cm diep worden gespit. De spitter/graver werkt met de loete en werpt het natte veen in de houten baggelbak/mengbak. Met de loete graaft de spitter wel drie, vier of zelfs vijf (anderhalve meter) spitten uit het veenpakket.