Een kypske voor de winterperiode, dat op het Friese oorijzer werd gedragen. De hoed bestaat uit een frame van omwoeld ijzerdraad, overtrokken met stroachtig verstevigd materiaal. De hoed is aan de achterkant en de zijkanten versierd met vier gitten knopen. Op de bol zijn versieringen van tule geplaatst. Een struisveer prijkt aan de voorzijde boven de stijve rand, die versierd is met borduursel in de vorm van een grote bloem met een ronde knoop in het hart. De randen van de bloem worden gevormd door langwerpige staafjes gitten kralen en opgevuld met een stroachtig lichtbruin gekleurd materiaal.
Dit kypske heeft linten van kant die breed uitlopen en rijk versierd zijn.
Het kypske werd tijdens het dragen met lange linten op de borst vast geknoopt.