Een floddermuts gemaakt met naaldkant en een machinaal gemaakte kantrand. Boven aan het kapdeel zit aan beide zijden een dunne draad met aan het eind een linnen bandje waarmee de kap strak om het hoofd gedragen kan worden.
Over het oorijzer werd een floddermuts van kant gedragen. In de 19e eeuw werd het met de hand gemaakte kant in het buitenland gekocht. Omdat tijden veranderden werd dat te duur. Rond 1890 ging men daarom eigen gebreid kantwerk gebruiken.
Een floddermuts moest flink gesteven worden. De strook aan de achterzijde werd op een raamwerk geplooid. Na het wassen en stijven werd de lange kantstrook op een raamwerk geplooid. De plooien verschillen in diepte naar gelang de maat van de kap. De plooien werden ter extra versteviging met een draad aan de kap bevestigd.