Een witkatoenen lijfje met aan de voorzijde een v-vormige hals en aan de rugzijde een vierkant rand. Langs de gehele halsrand is een kantstrook aangenaaid. Het lijfje heeft aan de voorzijde een blinde sluiting met vijf knopen van paarlemoer. Middenvoor is aan de tailleband een bandje met een knoopsgat genaaid.
Vrouwen kenden eeuwen geleden geen apart kledingstuk om hun borsten te ondersteunen. Ze droegen soms een band om ze te ondersteunen of plat te drukken. Dames droegen na de middeleeuwen korsetten om een smalle taille te krijgen. Over het korset werd een wijde rok met een nauw laag uitgesneden lijfje gedragen. Het bovenlijf werd vanaf die tijd ingesnoerd. Vanaf 1830 kwam er kritiek op deze ongezonde modetrend en uit de hoek van de vroege feministen nam de vraag naar praktische kleding toe. Eind 20e eeuw, aan het einde van het victoriaanse tijdperk, verschenen er allerlei lijfjes op de markt die wel steun boden maar het lichaam niet beknelden. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa werden primitieve beha’s ontworpen, die daarna steeds zijn doorontwikkeld.