Betreft een boor-, slijk- of terpspade. De spade (Fries: leppe) bestaat uit een nagenoeg rechthoekig zwaar metalen blad met een rechte houten steel voorzien van een T-vormig handvat. Het blad van de spade is licht gebogen en aan de voorzijde in het verlengde van de steel voorzien van een rug die loopt tot een derde van het blad. Onder invloed van deze rug verkrijgt het blad meer sterkte. Ter bevestiging van het blad aan de steel zijn aan de bovenzijde van het blad twee lippen (veren) gemaakt die, doorboord door de steel, zijn vastgeklonken met klinknagels. Op de lip aan de voorzijde staat 'T VD VELDE, ACHLUM'. Boorspaden gebruikt men voor het scheppen van zware grondsoorten. Van deze spade is bekend dat deze is gebruikt bij het afgraven van terpen in de periode tussen 1900 en 1945 en dat hij gesmeed is door smid T. van der Velde uit Achlum (1851-1927). De terpaarde werd vervoerd met een tjalk, een skûtsje, van de vader van de schenker van het object.