Betreft een metalen aardappelrooivork of aardappelspitvork bestaande uit een drietandige vork en een houten steel met een handvat. De 30 centimeter lange tanden van de vork zijn wat op doorsnede aan de achterzijde licht gebogen en aan de bovenzijde plat. Typerend is dat de tanden vrij breed zijn, 3 centimeter. De totale breedte van de vork is 22 centimeter. Ter bevestiging van de houten steel aan de vork is aan de vork een tong gesmeed (de zogenaamde arend). Door middel van een ring (Fries: bjirk) en een bout wordt de steel en de arend vastgeklemd.
Een aardappelrooivork (Fries: ierdappelgripe) wordt gebruikt om op bedden (akkers) geteelde aardappelen uit de grond te spitten waarna de aardappelen handmatig in korven of bakjes worden verzameld. Kenmerkend zijn de op doorsnede driehoekige en aan de bovenkant platte vorktanden. Voor het rooien van op ruggen geteelde aardappelen wordt een aardappellichter gebruikt. Vroeger werden 4 of 5 rijen aardappelen per akker geteeld. Het spitten van de aardappelen was veelal mannenwerk terwijl het oprapen door vrouwen of kinderen werd gedaan.
