Betreft een metalen zaaihoorn. Het geheel bestaat uit een trechtervormige bus met een hengsel en een zaaipijp. De te vullen bus is rond en van boven wijder dan van onderen. De bovenkant wordt afgesloten door een deksel, waarvan de helft scharnierend omhoog kan worden geklapt met behulp van een handgreep. Door slijtage aan het scharnierende gedeelte sluit het deksel niet meer optimaal. Het hengsel buigt zich over de gehele bovenkant van de trechter. De ophanghaak aan het hengsel is afgebroken. De onderkant van de trechter loopt schuin af. Onderaan zit aan de zijkant een zaaipijp die naar het uiteinde toe smaller wordt. De zaadpijp heeft twee verlengstukken met kleinere diameters uitstroomopeningen. De zaaihoorn werd gebruikt voor het zaaien van grote en kleinere zaden. Afhankelijk van de zaaddikte kunnen er één of meer verlengstukken aan de zaaipijp worden bevestigd. Hoe kleiner het zaad des te meer men verlengstukken diende te plaatsen aan de zaadpijp. Het zaad werd in van tevoren getrokken voren gezaaid.
Het zaad werd gezaaid in van tevoren getrokken voren (geultjes). Dit gebeurde met een vorentrekker, beschreven onder FLM-87-107.
