Betreft een geheel houten haakschop met een ronde rechte steel en een T-vormig handvat. Het blad en de steel zijn met elkaar verbonden door twee slotbouten die de overlap van de steel en het blad doorboren. Het blad is aan de bovenzijde plat en licht gebold aan de onderzijde.
Haakschoppen werden in de hoogveenontginning gebruikt om uitgegraven veen, zand en leem omhoog te gooien. Als het talud te steil was om met een kruiwagen omhoog te lopen, werd het afgegraven hoogveen door een aantal mannen als een levende transportband omhoog gewerkt met behulp van haakschoppen. De ene veenarbeider, de haker, stond schuin boven de volgende arbeider, de opgooier. De opgooier gooide een schoplading afgegraven hoogveen omhoog en de andere veenarbeider ving dit met zijn schop op. Deze handeling werd herhaald.
