Betreft een houten vlasbraak of handbraak op twee massieve vertikale platte houten poten, die aan de onderzijde met elkaar verbonden zijn door twee ronde stokken en aan de bovenkant door de 'lade'. Deze lade bestaat uit drie evenwijdig en vertikaal geplaatste planken (Fries: rechters) met enkele centimeters ruimte ertussen. Deze planken zijn aan de bovenzijde aangescherpt. Tussen de planken is aan één kant scharnierend een stuk hout aangebracht, de klapper, bestaande uit twee parallel lopende planken met eveneens enkele centimeters tussenruimte. Door deze bouw valt de klapper bij het neerdrukken in de gleuven van de lade. Aan het uiteinde van de klapper bevindt zich een recht handvat. De klapper is omkeerbaar en kan dus zowel links als rechts aan het onderstel worden gemonteerd.
De gerote vlasstengels worden overdwars op de houten lade gelegd en door de klapper op en neer te bewegen wordt de inwendige houtpijp gebroken. De vrijkomende houtdelen, vlasscheven of lemen (Fries: sjudden) genoemd, werden vroeger als brandstof gebruikt. Het braken was zwaar en stoffig winterwerk voor arbeiders dat plaatsvond in de zogenaamde braakhokken.