Betreft een houten kaasvat van teakhout met een kaasdoek en een zogenaamde volger, een soort deksel, erop. Het kaasvat is aan de bovenkant iets wijder dan aan de onderkan en heeft een vlakke bodem. De wand bestaat uit 19 duigen, in 10 daarvan is een gat geboord. De duigen worden door twee ijzeren hoepels langs de boven- en onderrand bij elkaar gehouden. In de bodem zitten 5 gaatjes, waardoor de uitgeperste wei kan weglopen. Dit kaasvat is bestemd voor Goudse kaas. De volger zorgt ervoor dat de druk van de kaaspers gelijkmatig verdeeld wordt over de wrongelmassa in de kaasdoek.
In een kaasvat werd de wrongel geplaats om geperst te worden, waardoor de kaas zijn uiteindelijke vorm kreeg.